Alles wat we beleven als adviseur, maar niet durven vertellen

Mieke Moor

Mieke Moor

Organisatiefilosoof

Voorwoord

Wat komt er voor de woorden?
Wat maakt dat we tot spreken komen,
wat is de bron van onze uitingen?

Toen ik de hele verschillende bijdragen aan dit boek las dacht ik terug aan een gesprek tussen de journalist Wim Kayzer en de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum in de VPRO-serie Van de Schoonheid en de Troost. Ik ken Nussbaum vanuit haar doorwrochte werk als een wetenschapper pur sang met alle rede en ratio van dien, en ik was dus verbaasd toen ik haar bijna twee uur lang alleen maar hoorde praten over wat haar diep van binnen roerde, zoals het plotse sterven van haar moeder, en hoe haar dat ook zichtbaar emotioneerde. Misschien had ik beter moeten weten, want ze heeft ook veel geschreven over emoties: dat we die vaak ten onrechte óf wegrationaliseren óf erin verdwijnen, terwijl emoties juist een belangrijke bron van kennis zijn. Daarmee bedoelde ze niet de kennis die ontleend wordt aan de psychologische wetenschap of welk wetenschappelijk gebruik van het intellect dan ook, maar kennis van het hart zelf: de pijn, de hunkering, de emotionele respons geven ergens zicht op, ze wijzen op iets dat van grote waarde is. En het is het zicht op deze waarde die ons, volgens Nussbaum, kan helpen bij de vraag hoe goed te handelen in onze wereld. En dat is precies de vraag die de schrijvers van deze bundel bezighoudt. Schrijven over de binnenkant van het werk in organisaties, en over jezelf in dat werk, is misschien een onmogelijke opgave. Want zodra je het binnenste naar buiten keert is het geen binnenste meer. Het wordt óók buitenkant en neemt, althans in de taal, onmiddellijk de vorm aan van iets redelijks met de connotatie van kloppend en uitlegbaar. Terwijl die ‘stomp in je maag’, de ‘schok van verbijstering’ of de ‘ongetemde’ woede over iets dat je gebeurt, daarachter schuil kunnen blijven gaan. Daar kun je woorden voor vinden en een verhaal van maken, maar ‘wat blijft is de emotie’ – zoals een wat ongelukkige slogan van een uitvaartonderneming zegt. Maar gelukkig sijpelen die emoties gewoon tussen de regels van de verhalen in deze bundel door. Ondanks de verwoede pogingen van de schrijvers om rond te willen komen met wat soms dwarszit, mislukt, verstoort of dreigt, blijft voelbaar wat hen van binnenuit drijft. En dankzij hun verlangen om het goed of volgende keer beter te willen doen wordt de onmogelijkheid daarvan ook zichtbaar. En voelbaar. En precies hierin schuilt de schoonheid en de troost. “Wat maakt het leven de moeite waard?” was telkens de centrale vraag die Kayzer aan zijn gasten stelde. De antwoorden waren nooit rond, vaak haperend, soms pijnlijk. Maar vooral mooi. “Wat maakt dit werk de moeite waard?”, zou je je als lezer kunnen afvragen. Het antwoord hangt in de lucht.

Adres